Ik werd uitgenodigd door Jeroen om een middagje te komen kijken naar het brouwproces van een Aalscholver. Dat liet ik mij geen twee keer zeggen, het leek me namelijk een grappig, slapstickachtig tafereel: twee volwassen mannen die achter het huis aan het klooien zijn met ketels, lege bierflesjes en aluminiumfolie. Laurel en Hardy in de tuinkeuken zeg maar, geheid een middag lol hebben. Maar dat had ik goed mis. Niks klooien of rommelen met handjes mout en maatbekertjes water, maar een strak georkestreerd, uiterst serieus project, waarbij elke seconde gescript leek. Saai dus, zou je kunnen denken. Maar het werd uiteindelijk een uiterst interessant dagje, maar eerst moesten we wachten… wachten op Rolf.
In de dagen voor de brouwdag, een zaterdag in januari, werd mij meer dan eens op het hart gedrukt dat ik vooral op tijd moest zijn. Rolf en Jeroen zouden om klokslag 9.00u beginnen, in de achtertuin van Jeroen, dus ik kon er maar beter rond kwart voor negen zijn, vond Jeroen. Ook werd mij in de dagen vooraf te kennen gegeven dat ik mij vooral niet met het brouwen moest bemoeien. ‘Overal met je poten van af blijven, is dat duidelijk?’, zei Jeroen dan. ‘Handjes in je broekzak houden’, voegde Rolf daar via Whatsapp aan toe. Die militaire verordening had mij beter moeten laten weten, maar ik ging er nog steeds van uit dat het een middagje lachen met ketels en gerst zou worden.
Ik belde precies om kwart voor negen aan bij Jeroen, en hij deed binnen 5 seconden open. Hij was er helemaal klaar voor, dat was duidelijk. Een kop koffie stond al voor me klaar, en in de achtertuin, waar we meteen naar toe liepen, stond alles al opgesteld. Ketel, campingtafeltje met weegschaal en bakken met ingrediënten daarop, en achter in de tuin een stapel kratten met lege bierflesjes. Rolf was nergens te bekennen, maar volgens Jeroen zou die op elk moment arriveren. Negen uur beginnen was immers negen uur beginnen. Maar het werd negen uur, en geen Rolf. Tegen kwart over negen werd Jeroen steeds ongeduldiger. Bellen met Rolf leverde niks op, er werd niet opgenomen. We stonden daar in die achtertuin, met zijn tweeën. Jeroen had de grote ketel waarin het allemaal zou gaan gebeuren, al twee keer een klein stukje verplaatst. Ook had hij al drie keer gecheckt of de batterij in de weegschaal nog vol genoeg was. Een goede voorbereiding is het halve werk, zei hij daar dan bij. Wachten, nog een keer bellen naar Rolf, tevergeefs, opnieuw de ketel twee centimeter opschuiven en weer terugzetten. Het geduld begon op te raken, ook bij mij, bovendien kregen we het allebei onderhand koud van dat wachten in de januari-kou.
Tijd voor actie dacht ik, dus ik zei iets in de trand van: zullen we anders gewoon beginnen, Rolf komt wel een keer en dan zijn we mooi op weg. Maar dat was dus absoluut niet de bedoeling. Nee nee, zei Jeroen, zonder Rolf kon het proces niet starten. ‘We moeten wachten op Rolf’. Brouwen deed je immers met z’n tweeën. We zijn toch met z’n tweeën, bracht ik daar nog tegenin, maar het moest en zou mèt Rolf. Ik begreep daar op dat moment niets van; ik kon toch ook water halen in een maatbeker, of mout afwegen.
Vijf voor tien ging de bel, en daar was hij eindelijk. Totale opluchting bij Jeroen en meteen daarna een veeg uit de pan. Rolf werd een paar keer goed te verstaan gegeven dat negen uur, negen uur was. Er kwamen wat vage excuses, iets met werk en iets met verkeer onderweg. Maar wat zou het? Hij was er en eindelijk zou er wat gaan gebeuren.
En er ging wat gebeuren! Vol er op, die twee, als een geoliede machine. Er werd een of ander recept gevolgd, op papier. Ik mocht daar niet naar kijken en al helemaal niet vasthouden. Er werden ook dingen opgeschreven tijdens het proces, hoeveelheden denk ik, of tijden. Ik durfde geen vragen te stellen, veel te bang om de cadans te vestoren. Er werd gerommeld met korrels, die in water werden gedompeld. Daar moesten ze een tijd in blijven liggen, die korrels, zodat er even een voorgesmeerde boterham gegeten kon worden. Maar Jeroen en Rolf hadden helemaal geen honger, ze gingen veel te veel op in hun werk.
De kou trotseren om zelf een eigen bier te maken dat je pas weken later kan proeven; je moet er maar zin in hebben zou je misschien denken. Maar ik heb gezien dat het een teamsport is. Goede vrienden die een middag bezig zijn en tussendoor, heel af en toe, kort wat tegen elkaar zeggen. Noeste arbeid en concentratie, met maar één doel; een stevige, frisse Aalscholver in de fles. Of liever, uit de fles en in het glas. Het lukt ze keer op keer. Of ze nou een IPA brouwen, of een Witbier of een Tripel: het zijn steeds goed gelukte, heerlijke speciaalbieren. De vriendschap die Brouwerij D’n Aalscholver is, proef je er aan af.
Proost!
Pff, dat is me wat Syb! Inheb altijd veel respect de toewijding van reporters, en het gevaar waar ze tijdens de interviews en reportages aan bloot staan.
Na dit heerlijke inkijkje in het proces, heeft een aalscholver voor mij nóg meer waarde.
Aalscholver bier, eerlijk bier!